Overslaan en naar de inhoud gaan

Longkanker is een kwaadaardig gezwel in de longen, dat zich snel kan verspreiden naar andere lichaamsdelen.

Er zijn grosso modo twee grote soorten longkanker, afhankelijk van hoe de cellen er onder de microscoop uitzien: 

  • Kleincellige longkanker, ook oat cell cancer genoemd, groeit over het algemeen sneller dan niet-kleincellige longkanker en kan ook sneller uitzaaien naar de lymfeklieren en andere organen zoals de hersenen, lever en botten.
  • Niet-kleincellige longkanker komt vaker voor dan kleincellige: ongeveer 10 à 20 % van alle longkankers zijn van het kleincellige type.

TOGA-richtlijnen

In ons ziekenhuis behandelen we longkanker volgens de richtlijnen van de TOGA-groep. De Thoracale Oncologie Groep Antwerpen is een vereniging van een grote groep longartsen, oncologen en radiotherapeuten uit de meeste ziekenhuizen van de Antwerpse regio, die samen een uitgebreide en gedetailleerde set richtlijnen uitschreven om deze aandoening te ontdekken, behandelen en op te volgen. Deze richtlijnen worden zeer regelmatig bijgewerkt volgens de nieuwe hedendaagse standaarden.

Onderzoeken

De meeste longkankers veroorzaken geen symptomen in een vroeg stadium waardoor de ziekte pas laat wordt ontdekt, vaak zijn er al uitzaaiingen. Een aantal symptomen kunnen toch op longkanker wijzen: een aanhoudende hoest, constante pijn in de borst, kortademigheid, heesheid, bloedfluimen, gewichtsverlies of een vaak terugkerende longontsteking of bronchitis. De huisarts zal je doorverwijzen voor verder onderzoek als hij dat nodig acht.

Een arts kan röntgenfoto's van de longen laten nemen (ook thoraxfoto genoemd) of scans. Er zijn verschillende soorten scans: een CT-scan (zeer gedetailleerde röntgenfoto's van het lichaam), een MRI (magnetic resonance imaging, beelden van het inwendige lichaam gemaakt met een sterke magneet en radiogolven) of een PET-scan (positron emission tomography, waarbij een radioactieve vloeistof ingespoten wordt om bepaalde delen van de longen beter zichtbaar te maken op foto). Daarnaast kunnen longkankercellen opgespoord worden met een sputumonderzoek, onderzoek van opgehoest slijm onder de microscoop.

Ter bevestiging van de diagnose is altijd een biopsie nodig. Bij een biopsie wordt met een kleine ingreep een stukje weefsel uit de long verwijderd en in het laboratorium onderzocht. Aan de hand daarvan kan kunnen we vaststellen of je kanker hebt. Weefsel wegnemen kan met een buisje door de luchtpijp (bronchoscopie) of met een naald (naaldbiopsie). Als de diagnose longkanker gesteld is, willen de artsen weten in welk stadium de ziekte zich bevindt, of de kanker zich uitgezaaid heeft en zo ja, naar welke lichaamsdelen. Het stadium van de ziekte helpt de artsen mee de behandeling te bepalen. Daarom volgen nog één of meer van de volgende onderzoeken: bloedtesten, een ademhalingstest, een CT-scan van de longen en de lever, dikwijls in combinatie met een PET-scan, en soms nog met een MRI of soms een botscan.

Onderzoek naar aantasting van de klieren in het gebied tussen de 2 longen (mediastinum) gebeurt via:

  • Een mediastinoscopie: kijkoperatie onder volledige verdoving waarbij de arts via een buisje een kleine snede boven het borstbeen lymfeklierweefsel bekijkt en wegneemt.
  • EBUS (echografie in de luchtweg): hierbij wordt met een camera in de luchtwegen gekeken en worden via een kleine echo-probeklieren rond de luchtpijp in het licht gesteld en door middel van een punctie gebiopseerd.

Behandeling

Longkanker kan behandeld worden met een operatie om de kanker weg te snijden (chirurgie), met medicijnen en/of met bestraling (radiotherapie). De behandelende arts zal mogelijks een combinatie van deze verschillende methoden adviseren, afhankelijk van de aard, de locatie en de uitgebreidheid van de tumor, de algemene conditie en de leeftijd van de patiënt.

Chirurgie

Afhankelijk van het soort kanker en het stadium van de ziekte, kan de longtumor, met een marge gezond weefsel en vaak ook enkele lymfeklieren, chirurgisch verwijderd worden. Bij de operatie kan een klein stuk van de long weggenomen worden, één longkwab (deel van een long) of een hele long. Sommige longtumoren kunnen door hun ligging of door de grootte niet operatief verwijderd worden. Of een patiënt al dan niet geopereerd kan worden, hangt ook af van zijn algemene toestand en meer in bijzonder van functionele toestand van zijn longen.

Medicamenteus

Chemotherapie

De naam chemotherapie verwijst naar de behandeling met geneesmiddelen die kankercellen vernietigen of hun groei remmen. De medicijnen worden rechtstreeks in de bloedbaan gebracht met een injectie of met een infuus of minder frequent via de mond ingenomen,  waarna ze zich door het hele lichaam verspreiden en ook kankercellen in metastasen op afstand kunnen bereiken. Niet alle kankercellen zijn even gevoelig voor dezelfde medicijnen. Daarom wordt vaak een combinatie van celremmende geneesmiddelen (cytostatica) voorgeschreven.

Vaak wordt voor de toediening van chemo onder plaatselijke verdoving een poortkatheter ingeplant (voluit een subcutane veneuze poortkatheter, beter bekend onder de merknaam Port-a-cath). Een poortkatheter maakt het mogelijk om op een eenvoudige manier gedurende langere tijd cytostatica en andere medicijnen en vloeistoffen toe te dienen. Het systeem is comfortabeler omdat er niet telkens opnieuw in de aders geprikt hoeft te worden.

Bijwerkingen

Chemotherapie tast behalve de kankercellen ook gezonde cellen aan. Daardoor kunnen er tijdelijk bijwerkingen optreden: vermoeidheid, misselijkheid en braken, verminderde eetlust, haaruitval, ontstoken mond, verhoogde kans op infecties door een tekort aan witte bloedcellen ... Ze verschillen van persoon tot persoon en hangen onder andere af van de medicijnen, de hoeveelheid geneesmiddelen en de duur van de behandeling. Na de behandeling verdwijnen de meeste bijwerkingen. Deze bijwerkingen kunnen zeer vaak goed opgevangen worden door specifieke medicatie.

Doelgerichte therapie (targeted therapy)

Deze therapievorm is momenteel enkel mogelijk bij niet-kleincellige longtumoren. De tumor dient een bepaalde moleculaire afwijking te hebben, bepaald via o.a. NGS (next generation sequencing), een innovatieve techniek om afwijkingen in het DNA van kankercellen op te sporen. Deze behandeling bestaat uit pilletjes die, net als een chronische therapie, dagelijks ingenomen moeten worden.

Immunotherapie

Immunotherapie is een nieuwe vorm van therapie waarbij het eigen afweerstelsel wordt aangemoedigd/gereactiveerd, zodat het de kankercellen beter kan doden. Deze therapie wordt ook toegediend via infuus.

Radiotherapie

Radiotherapie is een behandeling met ioniserende stralen (een soort radioactieve stralen) om kankercellen te vernietigen. Radioactieve energie wordt in de vorm van een stralenbundel (te vergelijken met een lichtbundel) precies gericht op de plaats waar het gezwel zich bevond. De bestraling kan van een machine buiten het lichaam komen (uitwendige bestraling) of van radioactief materiaal dat in de tumor wordt ingebracht (inwendige bestraling of brachytherapie). Longkanker wordt meestal uitwendig bestraald.

Radiotherapie is soms de enige behandeling. Andere patiënten krijgen bestraling in combinatie met chemotherapie en/of chirurgie. Zo worden patiënten na een operatie soms bestraald om kankercellen te vernietigen die nog in de long zijn achtergebleven. Bij patiënten met kleincellige longkanker worden soms ook de hersenen bestraald, ook al zijn daar geen kankercellen te vinden, om te voorkomen dat er zich daar uitzaaiingen vormen.

Radiotherapie kan ook worden gebruikt om bijvoorbeeld klachten als bloed opgeven, hoesten en benauwdheid te verminderen of om pijn te verzachten. Het gebied dat moet worden bestraald, verschilt per patiënt. Ook de duur van de bestralingskuur, de intensiteit en het bestralingsschema (het aantal bestralingen) kunnen variëren. De bestraling op zich is pijnloos.

Bijwerkingen

Bestraling van de long heeft ook invloed op de gezonde cellen in het bestraalde gebied. De huid kan bijvoorbeeld roder en gevoelig worden. Als de slokdarm in het bestraalde gebied ligt, kunnen ook slikproblemen voorkomen. Ook misselijkheid, vermoeidheid en een verminderde eetlust zijn vaak voorkomende bijwerkingen. Deze bijwerkingen verdwijnen normaal een tijd na het beëindigen van de therapie. Wie op het hoofd bestraald wordt (voor uitzaaiingen in de hersenen), kan last hebben van hoofdpijn, vermoeidheid, misselijkheid en blijvend haarverlies op de bestraalde plaats.

Nazorg

Leven met een ernstige ziekte als kanker is een hele beproeving. Behalve de fysieke ongemakken die de medische behandeling meebrengt, worden de meeste kankerpatiënten geconfronteerd met allerlei zorgen, angsten en onzekerheden. Hulp bij de praktische én bij de emotionele aspecten van de ziekte is vaak welkom. Het begrip nazorg houdt dan ook veel in: medische begeleiding, oncorevalidatie (onder begeleiding bewegen en sporten om de fysieke conditie weer op te bouwen), psychische en sociale opvang en/of palliatieve zorg. Een deel van de nazorg is een geregeld medisch onderzoek (bloedafname, röntgenfoto's...) om te zien of de ziekte onder controle is.

Meer info via: www.tegenkanker.net/longkanker