Zorg voor zo min mogelijk luchtverplaatsing bij het uitvoeren van de wondzorg.
Reinig de wonde zorgvuldig met Nacl 0.9%, kraantjeswater, flamirin spray …
Haal zoveel mogelijk resten zalf, opgedroogd wondvocht en bloedresten weg.
Ontsmet enkel bij tekenen van infectie.
Een te droge wonde stopt de wondheling, maar een te natte wonde kan dan weer een verhoogd risico geven op infectie. Creëer een vochtig wondmilieu dat er net voor zorgt dat de wondheling stimuleert.
Let op bij volgende symptomen: pijn, jeuk, infectietekens (roodheid, warmte, zwelling, koorts), geur …
Voeding is een belangrijke pijler in de wondzorg.
Bij veel vochtverlies is een goede vochtopname belangrijk. Eiwitrijke voeding is belangrijk voor een goede opbouw van nieuw huidweefsel.
Roken, alcohol of drugs kunnen de wondheling negatief beïnvloeden.