Om te weten of ook okselklieren door tumorcellen zijn aangetast, neemt de chirurg klieren weg en laat hij die onderzoeken door de patholoog. Bij kleinere tumoren kan het volstaan enkel de eerste klier(en) van de oksel weg te nemen. Dit is een voordeel omdat, bij verwijdering van alle okselklieren, er iets meer kans is (15%) op lymfoedeem van de arm (‘dikke arm’). De screening naar borstkanker maakt dat we meer en meer kleine tumoren zien waar de procedure van de sentinel node mogelijk is.
De sentinelklier is de eerste drainerende okselklier van de borstzone. De afdeling nucleaire geneeskunde duidt ze aan, enkele uren of een dag voor de operatie. De arts spuit een radioactieve vloeistof rond de tumor. Na enkele uren maken we foto’s, die de radioactieve stof in de okselklier detecteren. Tijdens de operatie kan de chirurg met een gammacamera de sentinelklier lokaliseren en selectief wegnemen. De patholoog onderzoekt, in bepaalde gevallen, de sentinelklier meteen na het wegnemen. Bevat de klier duidelijk tumorweefsel, verwijdert de chirurg meteen de omgevende okselklieren. Is de klier niet of slechts minimaal aangetast, dan blijven de omgevende okselklieren zitten en wacht de chirurg een uitgebreider onderzoek af. Kan hij de sentinelklier niet lokaliseren, verwijdert hij meestal alle okselklieren.
Bij de ingreep op borst en oksel wordt een drainagebuisje achtergelaten dat overtollig wondvocht/bloed de eerste dagen evacueert zodat de wonde mooi kan helen. Bij het wegnemen van de klieren werken we rond de zenuwbanen zodat, zeker bij een volledige okselklieruitruiming, een slapend of prikkelend gevoel in de bovenarm kan optreden. Dat vermindert vaak na verloop van maanden. De kinesist helpt eventuele hinder tot een minimum te beperken.